Verzoekschriftprocedure 1e aanleg (Titel 3, Boek 1 Rv.)
Inleiding verzoekschriftprocedures
Naast procedures die met een dagvaarding moeten worden ingeleid kent het burgerlijk procesrecht ook procedures, waarvoor een verzoekschrift is voorgeschreven als rechtsingang. De partij die het verzoek indient heet dan geen eiser maar verzoeker, en de tegenpartij heet geen gedaagde maar verweerder, of met een sjiek woord: gerekwestreerde.
De wijze waarop een verzoekschriftprocedure verloopt verschilt wezenlijk van procedures ingeleid met een dagvaarding. De wet geeft voor de verzoekschriftprocedure dan ook aparte bepalingen in Titel 3, Boek 1 Rv.. Deze titel is onderverdeeld in vier paragrafen:
Algemene bepaling verzoekschriftprocedures (art. 261 Rv.)
Relatieve bevoegdheid verzoekschriftprocedures (art. 262 Rv. tot en met art. 270 Rv.)
Oproeping verzoekschriftprocedure (art. 271 Rv. tot en met art. 277 Rv.)
Verloop van de verzoekschriftprocedure (art. 278 Rv. tot en met art. 302 Rv.)
Wanneer moet een procedure ingeleid worden met een verzoekschrift?
De wet schrijft voor welke zaken met een verzoek moeten worden ingeleid. Wanneer in een wettelijke bepaling wordt gesproken van “verzoeken”, dan weet je dat het om een verzoekschriftprocedure gaat. Spreekt de wet van “vorderen”, dan gaat het om een procedure die bij dagvaarding moet worden ingeleid.
Voorbeelden van verzoekschriftprocedures zijn het echtscheidingsverzoek en het conservatoir beslagrekest (zie ook de pagina Conservatoir beslag). In sommige gevallen is procesvertegenwoordiging door een advocaat verplicht.
Op grond van het per 1 januari 2002 ingevoerde art. 362 lid 2 Fw. is Titel 3, Boek 1 Rv. niet van toepassing op verzoekschriftprocedures in het kader van de Faillissementswet. Zie nader de pagina Slotbepaling Faillissementswet.
Waarom verzoekschriftprocedures naast dagvaardingszaken?
De vraag zou bij je op kunnen komen, waarom er – naast de dagvaardingsprocedure – ook een wettelijke regeling voor verzoekschriftprocedures moet zijn.
De reden is, dat bij dagvaardingsprocedures er een duidelijke tegenpartij is. Er wordt iemand gedagvaard, en je vordert als eiser iets van die gedaagde. Je staat tegenover elkaar, het is wat juristen noemen een ‘contentieuze procedure’. Je bent elkaars tegenstanders (denk aan het Engelse woord ‘contenders’). Het gaat in een dagvaardingsprocedure om de vaststelling van de rechtsverhouding tussen – alleen – deze partijen.
Verzoekschriftprocedure raakt meer belangen dan alleen die van verzoeker en verweerder
Bij verzoekschriftprocedures ligt dat anders. Een verzoekschriftprocedure kan ertoe strekken om een bepaalde rechtstoestand te veranderen. Bij voorbeeld de faillietverklaring van een schuldenaar. Dat verzoek raakt niet alleen de belangen van de verzoekende partij, maar ook de belangen van heel veel anderen: andere schuldeisers, werknemers, de echtgenoot van de schuldenaar enzovoort. Het verzoek tot faillietverklaring valt overigens niet onder de gewone regeling van de verzoekschriftprocedure, maar de reden waarom dit een verzoekschriftprocedure is, is dezelfde.
Bij een echtscheidingsprocedure zijn er wel duidelijk twee partijen, maar het gaat ook hier om de wijziging van een rechtstoestand (de verbreking van het huwelijk), die veel meer anderen raakt. Zoals de schuldeisers van de huwelijkse goederengemeenschap, als er een gemeenschap van goederen is. En het raakt de familierechtelijke verhoudingen en als er kinderen zijn ook de situatie van het gezag van de ouders over hen.
Kenmerkend voor zaken die met een verzoekschriftprocedure moeten worden ingeleid is dus, dat daarbij de belangen van meer partijen dan alleen de belangen van de verzoeker (zeg maar de ‘eiser’ in de verzoekschriftprocedure) en van de verweerder zijn betrokken. Door de andere wijze van inleiden – indiening van een verzoekschrift, waarna de griffier alle mogelijke belanghebbenden in kennis stelt – wordt beter gewaarborgd dat allen die de uitkomst van de procedure zou kunnen raken daarmee bekend raken en daarin hun zegje kunnen doen.
Procesreglementen
De rechtbanken hebben naast de wettelijke regeling eigen richtlijnen opgesteld met betrekking tot de procesregels, waarin die op een praktisch niveau worden uitgewerkt. De rechtbanken kennen een eigen procesreglement verzoekschriftprocedures. Voor de afdeling Kantonrechter is er een apart procesreglement rechtbanken Kantonzaken. Daarin zijn onder meer de uitsteltermijnen en andere beleidsmatige processuele regels opgenomen, waarmee de rechter het verloop van de procedure stroomlijnt.
Daarnaast is er de beslagsyllabus (versie aug. 2022), die bijzondere beleidsregels voor de behandeling van beslagrekesten geeft. Zie de pagina Conservatoir beslag.
Oproeping
Niet altijd is er een duidelijke tegenpartij (zoals bij een eigen faillissementsaanvraag). Maar vaak wel. De verzoeker zal dan in het verzoekschrift moeten vermelden wie de verweerder (of verweerders) is/zijn, met diens volledige naam en adres. De griffier zorgt dan voor de oproeping van de verweerder voor de zitting (art. 271 Rv.). Bij de dagvaarding moet de eiser dit zelf doen via het dagvaardingsexploot. Daarbij kunnen zich allerlei complicaties voordoen, waarin de wet voorziet. Zoals een verweerder die in het buitenland woont, of iemand zonder bekende woon- of verblijfplaats.
Griffierecht in verzoekschriftprocedures
In verzoekschriftprocedures is het griffierecht verschuldigd vanaf het moment van indienen van het verzoekschrift. Voor de verweerder is dit vanaf indiening verweerschrift.
Het griffierecht moet binnen 4 weken na dat tijdstip worden betaald (art. 3 lid 4 WGBZ). Zie voor de hoogte van het griffierecht de Bijlage bij de WGBZ.
Procesgang
De verweerder kan voor de zitting een verweerschrift indienen (art. 282 Rv.). Dit is enigszins vergelijkbaar met de conclusie van antwoord in de dagvaardingsprocedure. Verschil is, dat verzoekschrift en verweerschrift op de vooraf bepaalde zitting besproken worden, terwijl bij de dagvaardingsprocedure de rechter eerst een vonnis moet wijzen of er een zitting zal plaatsvinden (de comparitie na antwoord). Wat overigens inmiddels standaard is. Daardoor is er bij de dagvaardingsprocedure wel een groter tijdsverloop.
Stelplicht en waarheidsplicht gelden ook in verzoekschriftprocedures
Ook in verzoekschriftprocedures geldt de waarheidsplicht (art. 22 Rv.) en de stelplicht. Partijen moeten bewijsmiddelen (met name produkties) ook tijdig in het geding brengen, op straffe van het terzijde schuiven daarvan. Zie de pagina Algemene voorschriften procedures en de pagina Algemene bepalingen bewijsrecht.
Mondelinge behandeling verzoekschriftprocedure
De mondelinge behandeling vormt een essentieel onderdeel van het burgerlijk procesrecht. Zie hierover ook de jurisprudentie over de mondelinge behandeling en afdoening door dezelfde rechter(s) als die de mondelinge behandeling hebben bijgewoond op de pagina Verloop van de (dagvaarding)procedure. Het belang van de mondelinge behandeling is in beide soorten procedures even groot. De mondelinge behandeling is een fundamenteel onderdeel van het burgerlijk procesrecht.
Verzoekschriftprocedures verlopen doorgaans sneller dan dagvaardingsprocedures. Bij een verzoekschriftprocedure bepaalt de rechter direct een datum, waarop het verzoek behandeld zal worden (art. 279 Rv.). Dat is in de regel binnen zes weken na indiening.
Voorwaarde voor behandeling (van verzoekschrift respectievelijk verweerschrift) is dat verzoeker resp. verweerder het griffierecht hebben betaald (art. 282a Rv.). De verzoekschriftprocedure eindigt met een beschikking, de dagvaardingsprocedure met een vonnis.
Auteur & Last edit
[MdV, 30-01-2016; laatste bewerking 6-09-2023]
Verzoekschriftprocedure 1e aanleg (Titel 3, Boek 1 Rv.)
Inleiding verzoekschriftprocedures
Naast procedures die met een dagvaarding moeten worden ingeleid kent het burgerlijk procesrecht ook procedures, waarvoor een verzoekschrift is voorgeschreven als rechtsingang. De partij die het verzoek indient heet dan geen eiser maar verzoeker, en de tegenpartij heet geen gedaagde maar verweerder, of met een sjiek woord: gerekwestreerde.
De wijze waarop een verzoekschriftprocedure verloopt verschilt wezenlijk van procedures ingeleid met een dagvaarding. De wet geeft voor de verzoekschriftprocedure dan ook aparte bepalingen in Titel 3, Boek 1 Rv.. Deze titel is onderverdeeld in vier paragrafen:
Algemene bepaling verzoekschriftprocedures (art. 261 Rv.)
Relatieve bevoegdheid verzoekschriftprocedures (art. 262 Rv. tot en met art. 270 Rv.)
Oproeping verzoekschriftprocedure (art. 271 Rv. tot en met art. 277 Rv.)
Verloop van de verzoekschriftprocedure (art. 278 Rv. tot en met art. 302 Rv.)
Wanneer moet een procedure ingeleid worden met een verzoekschrift?
De wet schrijft voor welke zaken met een verzoek moeten worden ingeleid. Wanneer in een wettelijke bepaling wordt gesproken van “verzoeken”, dan weet je dat het om een verzoekschriftprocedure gaat. Spreekt de wet van “vorderen”, dan gaat het om een procedure die bij dagvaarding moet worden ingeleid.
Voorbeelden van verzoekschriftprocedures zijn het echtscheidingsverzoek en het conservatoir beslagrekest (zie ook de pagina Conservatoir beslag). In sommige gevallen is procesvertegenwoordiging door een advocaat verplicht.
Op grond van het per 1 januari 2002 ingevoerde art. 362 lid 2 Fw. is Titel 3, Boek 1 Rv. niet van toepassing op verzoekschriftprocedures in het kader van de Faillissementswet. Zie nader de pagina Slotbepaling Faillissementswet.
Waarom verzoekschriftprocedures naast dagvaardingszaken?
De vraag zou bij je op kunnen komen, waarom er – naast de dagvaardingsprocedure – ook een wettelijke regeling voor verzoekschriftprocedures moet zijn.
De reden is, dat bij dagvaardingsprocedures er een duidelijke tegenpartij is. Er wordt iemand gedagvaard, en je vordert als eiser iets van die gedaagde. Je staat tegenover elkaar, het is wat juristen noemen een ‘contentieuze procedure’. Je bent elkaars tegenstanders (denk aan het Engelse woord ‘contenders’). Het gaat in een dagvaardingsprocedure om de vaststelling van de rechtsverhouding tussen – alleen – deze partijen.
Verzoekschriftprocedure raakt meer belangen dan alleen die van verzoeker en verweerder
Bij verzoekschriftprocedures ligt dat anders. Een verzoekschriftprocedure kan ertoe strekken om een bepaalde rechtstoestand te veranderen. Bij voorbeeld de faillietverklaring van een schuldenaar. Dat verzoek raakt niet alleen de belangen van de verzoekende partij, maar ook de belangen van heel veel anderen: andere schuldeisers, werknemers, de echtgenoot van de schuldenaar enzovoort. Het verzoek tot faillietverklaring valt overigens niet onder de gewone regeling van de verzoekschriftprocedure, maar de reden waarom dit een verzoekschriftprocedure is, is dezelfde.
Bij een echtscheidingsprocedure zijn er wel duidelijk twee partijen, maar het gaat ook hier om de wijziging van een rechtstoestand (de verbreking van het huwelijk), die veel meer anderen raakt. Zoals de schuldeisers van de huwelijkse goederengemeenschap, als er een gemeenschap van goederen is. En het raakt de familierechtelijke verhoudingen en als er kinderen zijn ook de situatie van het gezag van de ouders over hen.
Kenmerkend voor zaken die met een verzoekschriftprocedure moeten worden ingeleid is dus, dat daarbij de belangen van meer partijen dan alleen de belangen van de verzoeker (zeg maar de ‘eiser’ in de verzoekschriftprocedure) en van de verweerder zijn betrokken. Door de andere wijze van inleiden – indiening van een verzoekschrift, waarna de griffier alle mogelijke belanghebbenden in kennis stelt – wordt beter gewaarborgd dat allen die de uitkomst van de procedure zou kunnen raken daarmee bekend raken en daarin hun zegje kunnen doen.
Procesreglementen
De rechtbanken hebben naast de wettelijke regeling eigen richtlijnen opgesteld met betrekking tot de procesregels, waarin die op een praktisch niveau worden uitgewerkt. De rechtbanken kennen een eigen procesreglement verzoekschriftprocedures. Voor de afdeling Kantonrechter is er een apart procesreglement rechtbanken Kantonzaken. Daarin zijn onder meer de uitsteltermijnen en andere beleidsmatige processuele regels opgenomen, waarmee de rechter het verloop van de procedure stroomlijnt.
Daarnaast is er de beslagsyllabus (versie aug. 2022), die bijzondere beleidsregels voor de behandeling van beslagrekesten geeft. Zie de pagina Conservatoir beslag.
Oproeping
Niet altijd is er een duidelijke tegenpartij (zoals bij een eigen faillissementsaanvraag). Maar vaak wel. De verzoeker zal dan in het verzoekschrift moeten vermelden wie de verweerder (of verweerders) is/zijn, met diens volledige naam en adres. De griffier zorgt dan voor de oproeping van de verweerder voor de zitting (art. 271 Rv.). Bij de dagvaarding moet de eiser dit zelf doen via het dagvaardingsexploot. Daarbij kunnen zich allerlei complicaties voordoen, waarin de wet voorziet. Zoals een verweerder die in het buitenland woont, of iemand zonder bekende woon- of verblijfplaats.
Griffierecht in verzoekschriftprocedures
In verzoekschriftprocedures is het griffierecht verschuldigd vanaf het moment van indienen van het verzoekschrift. Voor de verweerder is dit vanaf indiening verweerschrift.
Het griffierecht moet binnen 4 weken na dat tijdstip worden betaald (art. 3 lid 4 WGBZ). Zie voor de hoogte van het griffierecht de Bijlage bij de WGBZ.
Procesgang
De verweerder kan voor de zitting een verweerschrift indienen (art. 282 Rv.). Dit is enigszins vergelijkbaar met de conclusie van antwoord in de dagvaardingsprocedure. Verschil is, dat verzoekschrift en verweerschrift op de vooraf bepaalde zitting besproken worden, terwijl bij de dagvaardingsprocedure de rechter eerst een vonnis moet wijzen of er een zitting zal plaatsvinden (de comparitie na antwoord). Wat overigens inmiddels standaard is. Daardoor is er bij de dagvaardingsprocedure wel een groter tijdsverloop.
Stelplicht en waarheidsplicht gelden ook in verzoekschriftprocedures
Ook in verzoekschriftprocedures geldt de waarheidsplicht (art. 22 Rv.) en de stelplicht. Partijen moeten bewijsmiddelen (met name produkties) ook tijdig in het geding brengen, op straffe van het terzijde schuiven daarvan. Zie de pagina Algemene voorschriften procedures en de pagina Algemene bepalingen bewijsrecht.
Mondelinge behandeling verzoekschriftprocedure
De mondelinge behandeling vormt een essentieel onderdeel van het burgerlijk procesrecht. Zie hierover ook de jurisprudentie over de mondelinge behandeling en afdoening door dezelfde rechter(s) als die de mondelinge behandeling hebben bijgewoond op de pagina Verloop van de (dagvaarding)procedure. Het belang van de mondelinge behandeling is in beide soorten procedures even groot. De mondelinge behandeling is een fundamenteel onderdeel van het burgerlijk procesrecht.
Verzoekschriftprocedures verlopen doorgaans sneller dan dagvaardingsprocedures. Bij een verzoekschriftprocedure bepaalt de rechter direct een datum, waarop het verzoek behandeld zal worden (art. 279 Rv.). Dat is in de regel binnen zes weken na indiening.
Voorwaarde voor behandeling (van verzoekschrift respectievelijk verweerschrift) is dat verzoeker resp. verweerder het griffierecht hebben betaald (art. 282a Rv.). De verzoekschriftprocedure eindigt met een beschikking, de dagvaardingsprocedure met een vonnis.
Auteur & Last edit
[MdV, 30-01-2016; laatste bewerking 6-09-2023]
Verzoekschriftprocedure 1e aanleg (Titel 3, Boek 1 Rv.)
Zoeken binnen de kennisbank
Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!